Van huis uit Rotterdammer, is George Hendrik Breitner (1857-1923) toch vooral de schilder van Amsterdam. Gegrepen door het harde leven om hem heen en de beschrijvingen ervan in moderne literatuur, stelde hij zich tot taak om de ‘gewone’ stedelingen af te beelden. Hij schilderde met grote, vaak grove streken, meer suggestie dan precieze verbeelding. Die aanpak brengt de dagelijkse realiteit heel dichtbij.
{{ 1 | leadingZero }}
Vliegende start
De Gele Rijders ‘Op t duin’ werd al in 1886 door het Rijksmuseum aangekocht als het eerste schilderij uit de moderne richting. Breitners naam stond meteen op de kaart. De ruiters in volle vaart zijn typerend voor Breitners vroege werk: hij schilderde graag militaire manoeuvres en behield zijn leven lang een liefde voor paarden.
{{ 2 | leadingZero }}
Schilder van het volk
Geïnspireerd door het moderne, rauwe leven zoals beschreven in de romans van populaire Franse schrijvers, besloot Breitner halverwege de jaren tachtig le peintre du peuple – vrij naar Émile Zola – te worden. Zijn modellen koos hij uit de lagere klassen: bewoners van volkswijken, arbeiders en dienstmeisjes spelen de hoofdrol in zijn schilderijen.
{{ 3 | leadingZero }}
Fotograaf
Breitner fotografeerde vanaf 1889, voornamelijk om studiemateriaal voor zijn schilderijen te hebben. De directe fotografische blik vinden we terug in zijn schilderijen, zoals De Singelbrug bij de Paleisstraat in Amsterdam. Zo’n frontaal standpunt en een half afgesneden figuur waren volledig nieuw voor die tijd.
{{ 4 | leadingZero }}
Kimonomeisjes
Tussen 1893 en 1896 schilderde Breitner een verrassend lieflijke reeks schilderijen van een jonge vrouw in een kimono. Het was een experiment in Japonisme dat in die tijd zeer populair was. De zestienjarige dienstmeid Geesje Kwak stond model, steeds poserend in andere houdingen en in een blauwe, rode of witte kimono.
{{ 5 | leadingZero }}
Bohemien
Breitner leefde als een echte bohemien. Chronisch geldgebrek, drank en vrouwen vormden een rode draad in zijn leven, maar uiteindelijk telde voor hem slechts één ding: zijn kunst.
{{ 6 | leadingZero }}
Stadsschilder
Behalve volksschilder was Breitner ook portrettist van het nieuwe Amsterdam in aanbouw. Zijn schilderijen maken het mogelijk om de snelle verandering van de stad rond 1900 te volgen. Hier zien we het besneeuwde Oosterpark in aanleg met op de achtergrond de hoge huizen van een nieuwe stadswijk.
{{ 7 | leadingZero }}
Moderniteit
Op grote doeken gaf Breitner een krachtig beeld van de moderne stad. Op de voorgrond liggen de houten schepen vast in de bevroren haven. Ze vormen een sterk contrast met de grote stoomschepen in het open water, die opdoemen op de achtergrond.
{{ 8 | leadingZero }}
Schetsboeken
Zonder schetsboek ging Breitner de deur niet uit, het Rijksmuseum bewaart er maar liefst 119! Hij tekende altijd en overal; natuurlijk studies van modellen, maar vooral snelle impressies op straat, in het café en in de tram. En paarden, veel paarden.
{{ 9 | leadingZero }}
Kritiek
Natuurlijk stuitte Breitners stijl, en vooral zijn weergave van mensen, op kritiek. Een criticus vergeleek zijn volkse vrouwen zelfs met hondenkoppen! De voorstellingen met rigoureuze afsnijdingen, afkomstig uit zijn ervaringen met fotografie, werden eerst niet begrepen en daarom vaak als onaf beschouwd.
{{ 10 | leadingZero }}
Succes
In 1902 kreeg Breitner als eerste eigentijdse kunstenaar een overzichtstentoonstelling in de Amsterdamse kunstenaarsvereniging Arti & Amicitiae. Hij was nu een gearriveerd kunstenaar. Zijn werk verliest in deze tijd de kracht van de provocatie, maar blijft tot op de dag van vandaag geliefd.